Het is tragisch om als dionysisch-verscheurde held de onvermijdelijke ondergang in het vijfde bedrijf van de tragedie tegemoet te gaan. Maar misschien maakt Nietzsches vrolijke wetenschap een andere afloop mogelijk. Zijn weerzin tegen beschaming van de overmoedige held komt tot uitdrukking in zijn passie voor afstand [Pathos der Distanz]. Ik heb zijn neiging om mysteries liever in stand te houden dan ze doortastend te ontsluieren of brullend te verbreiden benoemd als 'filosofie van de afstand'. Maar deze 'filosofie' roept met recht de vraag op: 'Of ik een filosoof ben? – Maar wat doet het ertoe!..' [1]. Ook waar Nietzsche het wel zonder problemen over zijn filosofie heeft, gaat het hem nog steeds om een basis om in een wetenschappelijke cultuur te kunnen leven. In ieder geval gaat het niet om een leer die aanbeveelt om vanuit de domme kracht van een 'aristocraat' als vanzelfsprekend over 'lageren' in de hiërarchie heen te lopen, zoals vaak wordt gesuggereerd [2]. Nietzsches passie houdt integendeel een verdediging in van het bestaansrecht van mensen die óndergaan, en van wie het 'mysterie' per definitie ontwijdt zal worden door een 'massa' waarmee vereenzelviging een bovenmenselijke opgave is. Het persoonlijke karakter van zijn passie maakt haar in zijn eigen ogen komisch. Om het komische van de persoonlijke tragedie als onderdeel van een cultuur te kunnen aanvaarden, moet de leeuw tussen de duivenzwermen tot kind worden.